"Wij zijn allebei tamelijk verachtelijke individuen", schrijft onheilsprofeet-romancier-filmmaker Michel Houellebecq in de eerste zin van zijn eerste brief aan intellectuele glitterboy Bernard-Henri Lévy. Dankzij de pas verschenen vertaling Publieke vijanden. Een steekspel in brieven kunt u zelf oordelen of wat volgt echt de moeite is.
- Deze correspondentie is uiteindelijk net geen volledige mislukking, en wel omdat de twee schrijvers het gelukkig ook uitgebreid over literatuur hebben, weliswaar pas als er maar 70 bladzijden meer te lezen vallen. "De literatuur of het leven?" Wel, antwoordt Lévy vinnig: "Het leven want de literatuur", terwijl hij er zichzelf plots op betrapt dat zijn talloze mensenrechtenactiviteiten er vooral op gericht zijn om boeken te kunnen schrijven.
- Over goede literatuur? Volgens Lévy blijft goede literatuur leven, een beetje vaag, maar Houellebecq trekt die gedachte triomfantelijk door met de kreet "Generaal Hulot leeft!" (de lezer van Balzacs 'Nicht Bette' zal instemmend knikken). Net als God, kan een goede romancier niet alleen onrust wekken, vervolgt hij, maar ook leven scheppen.
- Of hun discussie over literaire genres. Is poëzie het oppergenre zoals Houellebecq poneert, of niet zoals Lévy fel argumenterend riposteert. Zo vindt hij het net goed dat Houellebecq niet allen poëzie, maar ook essays en romans, zelfs een film heeft gemaakt, "een extra zigzag op de weg waarop u uw achtervolgers afschudt en op een dwaalspoor brengt."
- Plots lopen de zinnen wel warm aan. Hun verrassende buiging voor Victor Hugo komt welhaast ontroerend over en hun bedenkingen bij de literatuur als spiegel van de wereld zijn revelerend over hun eigen poëtica. Eigenlijk had een moedige uitgever de eerste tweehonderd bladzijden moeten schrappen en wat volgt als begin aanvaarden.
- Deze correspondentie is een kunstmatig opgezet project dat het na amper zes maanden voor bekeken houdt. "Het moet wel, want er komt een publicatie van en er is tijd nodig voor de vervaardiging van het materiële object." Je kunt je hoegenaamd niet indenken dat de formidabele correspondentie van Flaubert op een gegeven moment "klaar" zou moeten zijn.
- Dat is net het grote verschil, en de grote charme van de brieven van de kluizenaar uit Croisset: ze zijn uit de losse pols geschreven, zonder zich druk te maken om een eventueel lezerspubliek. Ze vormen een doorslag van het doorgerijpte leven, neergeschreven door een superieure pen die de emotie niet schuwt en de humor krachtig bespeelt.
- Daarvan vind je weinig terug bij Houellebecq en Lévy. Alles wat naar het persoonlijke neigt wordt meteen bloedeloos in een breder filosofisch kader geplaatst zodat uiteindelijk weinig overblijft van de spontaniteit en het onaffe die zo kenmerkend zijn voor normale brieven.
- De heren besteden veel aandacht aan hun vader en hun jeugd, maar willen ook niet teveel prijs geven. Dat levert een intellectueel ballet, op, een vuurwerk van namedropping en losse citaten, uitgebreide wandelingen van het ene boek van Lucretius naar het andere van Nietzsche en weer terug.
- Als Houellebecq een citaat van Goethe verkeerd interpreteert, steekt Lévy het vingertje op en roept dat je nooit zomaar een tekst mag citeren in het wilde weg, dat zoiets telkens in een duidelijke gecontextualiseerd geheel moet, terwijl de hele correspondentie al een hele tijd het tegendeel bewijst.
- De twee bestoken elkaar altijd volgens hetzelfde procedé. De een haalt welgeteld één zinnetje uit de brief van de andere, en hangt daar een heel betoog aan vast, zodat ze uiteindelijk wel rond hun beider opinies cirkelen, maar nooit helemaal in elkaar vasthaken. Het resulteert in erudiete teksten die veel weg hebben van afleidingsmanoeuvres enerzijds en intellectuele snoeverij anderzijds.
- Heel veel aandacht gaat naar de bakken kritiek die de twee over zich heen gekregen hebben, zonder dat ze ook maar even spreken over de grote kritische bijval en hoge verkoopcijfers die hen te beurt vielen. Al bij al weinig verrassend: niet alleen miskende schrijvers, maar ook succesvolle, gelauwerde auteurs hebben een hekel aan kritiek en aan misgelopen prijzen, en vragen zich af hoe er mee om te gaan.
- Bij die poging tot zelfanalyse lijkt Houellebecq niet tot de conclusie te willen komen die de aandachtige toeschouwer de laatste jaren wel gemaakt heeft, namelijk dat er twee Houellebecqs bestaan: Doctor Houelle en Mister Becq.
- De tweede trakteert cultuurminnend Frankrijk in interviews op ongenuanceerde uitspraken (voor Pétain, tegen de islam enzovoorts) en manoeuvreert zijn boeken zo handig in een schandaalsfeer en eist een bijna exclusieve persaandacht op. Mister Becq rules. Dat alter ego wordt steevast opgevoerd in de media zodat men wel eens Doctor Houelle vergeet, de man die al jaren bezig is een coherent oeuvre bij elkaar te schrijven.
- Wat Houellebecq in zijn romans wel voor mekaar krijgt, mislukt in deze correspondentie helaas opvallend: een fascinerende link leggen tussen het universele en abstracte enerzijds en het persoonlijke en concrete anderzijds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten