Over het gemoed ligt nog altijd een klamme handdoek. Zo met zijn
allen - want zo voelde het - in de finale staan, ik had het graag eens
meegemaakt. Die lange slierten supporters die te voet of met de fiets
afzakten naar het plaatselijke park, dat ga ik nog het meest missen. Het
had iets ontroerends om daar deel van uit te maken.
Mijn Franse
vrouw keek in haar Bourgondische thuisbasis en stuurde me tijdens de
rust (0-0) de alleraardigste woorden “on est toujours amis”. En toen de Fransen de 1-0 maakten,
vroeg ze bezorgd hoe het met me ging. (Voor haar had dit allemaal geen
belang, dat de besten wonnen etc.) En nog wat later liet ze weten: “Om
je te troosten, kan ik zeggen dat onze dochter je mist”. Zelfs mijn
schoonmoeder belde na afloop om haar “condoléances” aan te bieden. Ik
wil maar zeggen dat er - ondanks dat onsportief tijd winnen van Mbappé
en het totaalbetonvoetbal - ja, dat er wel degelijk nog sympathieke
Fransen zijn.
Net ging ik winkelen om mijn redacteur Haye Koningsveld waardig te ontvangen. Dan steek ik toch weer even de grens over. Inkopen bij de kleine slager in Halluin, dan naar de primeur, afwerken in een goede supermarkt. Dat is toch anders dan bij ons. Soit. Alleen kom ik buiten bij die primeur en staat er natuurlijk zo’n hatelijk pronostiekmandje. “On est en finale!” Ik kon er zelfs geen grapje om maken. En wandelde zuchtend buiten. Daar viel mijn blik op een klein kapelletje. “Notre-Dame des Affligés”. Onze-Lieve-Vrouw der Bekommerden.
Toch ga ik straks weer een Franse maaltijd bereiden, een goede Bourgogne uit de kelder halen, de juiste kaas op een plankje leggen en doorpraten over dat nieuwe boek dat meer dan ooit over onze eigen contreien gaat, maar onvermijdelijk de nodige portie Franse geschiedenis bevat.
Ach, wat een luxe om je enigszins bezwaard te voelen over iets wat zo onbelangrijk is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten