maandag 3 november 2008

Interculturele dialoog

Nederlandse moedertaal, Franse moederliteratuur. En veel weemoed.
Adieu Marguerite. Met een zucht gooi ik de deur achter me dicht. Een laatste blik op het glooiende landschap van Frans Vlaanderen. Het versnipperde leven wacht me op in Antwerpen. 
Ik bracht mijn dagen in de Villa Yourcenar door in het gezelschap van Sade, Mirabeau, Ronsard, Rabelais en minder bekende pennenlikkers als Crébillon fils, Brantôme en Vivant Denon. Allemaal auteurs van een door wellust in de fik staand oeuvre. Hun opwindende gloed blijft nasmeulen tot vandaag. Ik probeer er de vlam weer in te krijgen en het vuur vervolgens door te geven aan de hopelijk lichtjes opgewonden lezers van mijn volgende boek. Nog even geduld, het is niet zo eenvoudig om deze erotische monstertjes netjes door een brandende hoepel te laten springen.
De sympathieke directeur Achmy Halley (groot kenner van Yourcenar én jeugdauteur) nodigde me samen met mijn collega-residenten uit om op een avond publiekelijk te debatteren over “le dialogue interculturel à l’heure de la globalisation” (grappig toch hoe Fransen altijd alles imponerend weten in te kleden). Voor een talrijk opgekomen publiek probeerden we het onderwerp vinnig aan te snijden. Of we daar in gelukt zijn, laat ik in het midden. Zeker is wel dat de echte “dialogue interculturel” dagelijks spontaan ontstond in de gangen van dit gastvrije schrijvershuis. Daar kan geen debat tegenop.
Frédéric Boudet is een Parijzenaar met onuitwisbare roots in La Sarthe, die heerlijk melancholisch proza uit zijn pen distilleert (zijn verhalenbundel Invisibles is een absolute aanrader voor lezers én voor Nederlandstalige uitgeverijen). Abha Dawesar is een Indische schrijfster die pendelt tussen New Delhi, New York en Parijs, en onderweg een prikkelend oeuvre bij elkaar geschreven heeft dat in een handvol talen beschikbaar is. En ik daartussen, een Kempenaar die zijn moedertaal koestert en zich tegelijk spinnend wentelt in zijn Franse moederliteratuur, maar niet in staat is om België uit te leggen. Abha die moeizaam probeert te verklaren waarom ze haar Amerikaans staatsburgerschap laat afhangen van het resultaat van de verkiezingen. Frédéric die de schoonheid van Poperinge ontdekt en er een maand over doet om het enigszins bevredigend uit te spreken. Balzac en de Funès als onverwachte bruggenbouwers. De Indische Abha had nog nooit van de geniale driftkikker gehoord, en het was aandoenlijk om te zien hoe hij haar inpalmde. “Vous êtes juif Salomon” overschrijdt moeiteloos de grenzen. Dat kan ook gezegd worden van het werk van de beroemdste Honoré uit letterenland. Mijn aanhoudende pleidooien, aan tafel of slaapkamerdeur, hebben ervoor gezorgd dat er nu ergens in Montmartre en Manhattan een stapeltje Balzac naast het bed ligt. 
Ik keer enigszins bedroefd terug, en koester tegelijk dit gevoel van verscheurdheid. Achterlaten wat nooit meer terugkomt, terugkeren naar wat enige tijd zal blijven. “Alles is voorlopig”, wist de wijze Montaigne zo’n half millennium geleden al.
P.S.: Hieronder vindt u nog enkele laatste kleine eerbetuigingen aan “la grande Marguerite”.
(foto: Louis Monier, door de wol geverfde fotograaf van o.a. Beckett, Gracq, Yourcenar, Simenon, Borges... en bovenal een beminnelijke man die tijdens het portretteren mijn hele familiegeschiedenis uit me wist te peuteren.)

Geen opmerkingen: