zondag 24 augustus 2008

Niets is wat het lijkt (1) : Goochelen met namen

De klassieker Een heel leven voor je (La vie devant soi) waarmee Romain Gary de literaire kritiek in 1975 een neus zette, verscheen zopas in een nieuwe editie. Volgende keer meer hierover, nu alvast een kleine greep uit de ruime pseudoniemenanekdotiek die de literaire geschiedenis rijk is. 
Goochelen met namen is een oude traditie in de letteren. Pseudoniemen zijn ouder dan de boekdrukkunst maar werden vooral vanaf de achttiende eeuw populair. Voltaire (zelf al een anagram voor Arouet le jeune, waarbij hij geen onderscheid maakt tussen i en j, en u en v) wordt wel eens als recordhouder aangewezen met zijn 136 schuilnamen, maar ook Stendhal alias Henri Beyle zou de kaap van honderd bereikt hebben. Van pseudoniemanie gesproken. Ach, er zijn redenen te over waarom auteurs hun toevlucht zoeken tot een pseudoniem. Raymond de Belser vond zijn voornaam te Frans klinken voor een Vlaams schrijver en achtte zijn familienaam te gewoontjes, zodat hij koos voor het artistiekere en Vlaams correcte Ward Ruyslinck. Op het eerste gezicht lijkt het aannemen van een schuilnaam vaak een schijnbeweging waarbij men een naam die artistiek niet goed in de mond ligt, poogt te verbergen, maar vaak is er meer aan de hand. Dat Willem Elsschot en niet Alphonse de Ridder ons Kaas serveerde valt toe te schrijven aan het feit dat er al een A. de Ridder bestond die publiceerde, net zoals het voor de hand lag dat Hendrik Jan Marsman koos voor een schuilnaam (J. Bernlef). Soms hebben pseudoniemen een symbolische waarde, denken we maar aan Multatuli of Lévi Weemoedt. J.H.F. Grönloh koos dan weer voor Nescio omdat hij liever vermeed dat mensen uit zijn omgeving hoogte kregen van zijn schrijversbestaan. Gerard Stigter verzon de kale naam K. Schippers, een keuze die volgens hemzelf iets van een practical joke had. Helemaal grappig is dat Hendrik Conscience ooit met Hendrik Geweten tekende.
Zoals wel meer gebeurt bij debuterende auteurs, wou ook Honoré de Balzac aanvankelijk zijn echte naam verborgen houden. Om zijn pen te oefenen, en om het broodnodige geld binnen te rijven, schreef hij massa's goedkope stationsromannetjes, daarbij graag gebruik makend van aristocratisch klinkende namen als Horace de Saint-Aubin en Lord R'Hoone (anagram voor Honoré). Deze schuilnamen verborgen amper zijn latente verlangen om tot de adel te behoren, en niet veel later zou Honoré Balzac zichzelf op het aristocratische tussenvoegsel "de" trakteren. Uiteindelijk overtuigd van zijn kwaliteiten, ging hij in zee onder "eigen" naam. Soms gebeurt dan weer net het omgekeerde, een gevestigd schrijver die zijn artistieke reputatie niet wil bezoedelen met een politiek of erotisch gedurfd werk. Zo is er Mein Leben uit 1906 van Josefine Mutzenbacher, o.a. bekend omwille van het feit er 394 verschillende benamingen voor het mannelijk lid in voorkomen. Ondertussen is geweten dat Felix Santen -de geestelijke vader van het hertje Bambi!- als Mutzenbacher zijn minder onschuldige vaderlijke plichten heeft willen ontlopen. En wie schreef het sadomasochistische Histoire d'O (1954)? Officieel een zekere Pauline Réage, maar niemand die de dame ooit in levende lijve ontmoette. Het duurde tot 1994 vooraleer haar ware identiteit werd opgehelderd, en dat Dominique Aury, sinds 1960 respectabel jurylid van de Prix Femina, het veertigjarige masker aflegde. U dient te weten dat Dominique Aury eigenlijk al een schuilnaam was voor Anne Desclos. Van geheimhouding gesproken!
Als gevestigd auteur is het natuurlijk een goede tactiek een pseudoniem te nemen om de intrinsieke waarde van een werk te testen. De Franse auteur Romain Gary zorgde binnen dit kader wel voor de meest tot de verbeelding sprekende stunt. Succes was al ruimschoots zijn deel, een Prix Goncourt op de koop toe, wat niet wegneemt dat hij midden jaren '70 in de huid kruipt van Emile Ajar om zich als schrijver helemaal te vernieuwen en om de aandacht te richten op de tekst, waar het uiteindelijk toch om gaat, maar wat recensenten volgens hem vaak uit het oog verliezen. Bedrog met een verdienstelijk maar ook rancuneus kantje. Volgende keer meer over Gary’s indrukwekkende nummer.

Geen opmerkingen: