zondag 2 augustus 2009

Treurig veld. Over Victor Hugo en douaneperikelen


De francofiel in mij moest even slikken toen ik onlangs hardhandig aan de grens tot staan werd gebracht. Gelukkig zat de redding in mijn broekzak.
  • Ik sta op het punt om de grensovergang in Halluin-Rekkem te passeren. Het is even na middernacht en Rijsel wenkt in de verte. Per vergissing neem ik de weg die voorzien is voor bussen. Plots zie ik iemand gebaren dat ik moet stoppen, wat ik ook doe, maar blijkbaar niet snel genoeg, want een douane gooit me vanop meer dan tien meter afstand de gevreesde “stop stick” voor de wielen. Mijn linkervoorband wordt aan flarden gereten. Drie mannen komen aanlopen. “Pourquoi roulez-vous à cette allure?”, wordt me toegeblaft. Ze zijn er zeker van dat ik iets te verbergen heb. Nauwgezet onderzoeken ze mijn wagen. Tevergeefs natuurlijk. Dan flakkeren hun ogen op wanneer ik mijn koffer open. “Qu’est-ce que vous transportez dans ces cartons?” Dan wordt het me even teveel. Ik zet de dozen op de grond, open ze, haal er enkele boeken uit, en hoor mezelf roepen: “Voilà mes drogues: je suis écrivain et je trafique mes propres bouquins!”.
Toch moet ik mee naar het bureau waar ze me nog twee uur laten wachten. Ik haal dan maar een boekje uit mijn binnenzak. De mooiste van Victor Hugo, geselecteerd en vertaald door Koen Stassijns, bij mijn weten de eerste die zich waagt aan een vertaling van een aanzienlijke dosis poëzie van Frankrijks vaderlandse dichter bij uitstek. En ik begin te lezen. Eerst in stilte, maar Hugo’s krachtige verzen roepen om hardop gelezen te worden, dus al snel zit ik vinnig te fezelen. Mijn ergernis smelt. Een vrouwelijke douanebeambte gluurt over mijn schouder. “Victor Hugo” zegt ze. Ik kijk om, en zie hoe ze me spontaan “Waterloo, morne plaine” toefluistert. “Frontière, morne plaine”, wil ik zeggen, maar vraag haar maar of ze ook het vervolg kent van de zowat beroemdste verzen uit de Franse poëzie. Haar “neen” bewijst hoezeer Hugo verworden is tot een dichter van enkele alom gekende verzen. Ik wijs naar de tweetalige bundel in mijn handen.

En plots bevinden we ons op het slagveld van Waterloo dankzij Hugo’s onverslijtbare beschrijving van Napoleons ondergang: “Waterloo! Waterloo! Waterloo! morne plaine! / Comme une onde qui bout dans une urne trop pleine. / Dans ton cirque de bois, de coteaux, de vallons, / La pâle mort mêlait les sombres bataillons.” Deze in Astérix chez les Belges heerlijk gepersifleerde verzen (“Waterzooï! Waterzooï! morne plat!”) klinken bij Stassijns als volgt: “Waterloo! Waterloo! Waterloo! treurig veld! / Zoals een golf in een te volle urne welt, / Is in je bos, je dalen, heuvels af en aan / De dood in trieste regimenten opgegaan.”

De vrouw lijkt wat te ontdooien. Ik vraag haar tevergeefs of ze al in Villequier is geweest, en vertel dan maar haar hoe zijn dochter Léopoldine er in de Seine verdronk. Ik blader naar het klassieke, maar daarom niet mindere aangrijpende Demain dès l’aube à l’heure où blanchit la campagne dat Hugo na haar dood uit zijn getraumatiseerde pen schudde. Stassijns giet het gedicht in een uitgebalanceerde vertaling (Voor dag en dauw als licht al aanbleekt op het lover) die andere geïsoleerde pogingen uit ons taalgebied naar de archieven verwijst. De dame kent tot mijn verbazing het gedicht niet, maar vindt het “très joli”. Ze zet zich weer aan het werk.

Het is onvoorstelbaar hoeveel poëzie de gigant in zijn leven bij elkaar schreef, en al even onbegrijpelijk hoe makkelijk hij de Franse taal naar rijmende verzen kon plooien. Of hij nu emotionele problemen wou verwerken of politieke commentaar formuleren, de man drukte zich spontaan uit in lyrische verzen. Ik herlees hier zijn eerste romantische gedichten, zijn indrukwekkende poëtische verwerking van de geschiedenis in La Légende des siècles (1859-1883), maar ook de intimistische Contemplations (1856) en de tot poëzie verstilde woede uit Les Châtiments (1853). Stassijns weet de vaak onvertaalbaar geachte verzen van Hugo niet alleen erg mooi, maar ook nog eens rijmend én getrouw aan het aantal versvoeten in onze moedertaal te ontvouwen. Hugo’s misschien wel té monumentale dichterlijke oeuvre (alleen al Les Contemplations is zowat even dik als het verzameld werk van de gemiddelde dichter) wordt in dit boekje bovendien geslaagd tot verteerbare proporties gebloemleesd.

De douaniers hebben ondertussen hun onderzoek afgerond, en nu blijk ik niet alleen onschuldig te zijn, maar wordt zelfs poeslief gevraagd naar de inspiratie voor mijn boeken. Het is dan twee uur ’s ochtends. Voor de bedremmelde figuren in uniform open ik de bundel, en laat ik enkele verzen lang de krachtige lyriek van Victor Hugo weerklinken, eerst in het Frans, vervolgens in Stassijns’ vertaling. Dat kan tellen als antwoord. Ik voeg er nog aan toe dat ze aanstonds deze tweetalige bundel hun kantoor moeten binnensmokkelen. Uitmuntend vertaalwerk en een uitgekiende selectie uit het oeuvre van hun grootste poëziereus, samengebracht in een klein boekje dat werkelijk te allen tijde van pas kan komen.

Deze tekst verscheen in De Standaard der Letteren. Met de opbrengst kon ik de kosten aan mijn wagentje betalen! Dankuwel, cher Victor.

De mooiste van Victor Hugo, Lannoo/Atlas, 2008.

Geen opmerkingen: