
In Les Chats de Lilli/De katten van Lili schudt Freriks een aantal opmerkelijke kattenbiografietjes uit zijn pen, meestal van poezen die hij zelf gekend en eigenhandig gestreeld heeft. Het is net die persoonlijke betrokkenheid die van dit boekje zo’n aardige lectuur maakt. Freriks houdt van katten en hij kent de beestjes. Liefde is het begin van alle kennis.
Maar daar blijft het niet bij, hij slaagt er bovendien in om een smakelijke dosis, overwegend Franse, cultuurgeschiedenis in zijn verhalen te verweven. Van de katten van Guy de Maupassant via de poezenpoëzie van Charles Baudelaire tot de feliene hebbelijkheden van Théophile-Alexandre Steinlen: u komt het allemaal spelenderwijs te weten. Kunstenaars en schrijvers laten zich maar al te graag omringen met katten. Hun ongrijpbare charme blijkt een onstilbare bron van inspiratie.
Ik profiteer van de gelegenheid om de door Freriks geciteerde kattenverzen van Baudelaire aan te halen (in de mooie vertaling van Petrus Hoosemans): "Terwijl mijn vingers, vrij in hun vertier, / je kop en rekbaar rugje strelen / en mijn hand dronken wordt van plezier / met jouw geladen lijf te spelen, / verschijnt mijn vrouw mij voor de geest. Precies / als jij blikt zij verkild, lief dier, / doordringend, snijdend, splijtend als een spies.”

Geen opmerkingen:
Een reactie posten