Een beroemde schrijver is verdwenen. Al wat er van hem rest, is een stapel documenten in een stationsdepot. Via een vriendin van de auteur belandt de papierstapel bij een uitgever die de tekstfragmenten publiceert onder de titel Suite in het Crystal. Rolin plaatst zijn boek in de rijke traditie van het manuscrit trouvé, maar maakt er voorwaar geen traditionele roman van. Met een verbeten precisie laat hij zijn verdwenen auteur 42 hotelkamers over de hele wereld beschrijven, en loodst hij de lezer een universum binnen van “braakselroze bedspreien” en “muren geschilderd in kunstgebitroze”.
Die herhaling van interieurdetails zou vervelend kunnen worden – en soms is ze dat ook- maar je weet na enige tijd dat temidden van die onpersoonlijke opeenstapeling van gedetailleerd beschreven meubilair de ikpersoon zal opduiken. Telkens wanneer de auteur in de spiegel kijkt, ontdekt hij als het ware zichzelf in de hotelkamer en gooit hij het stilistisch en inhoudelijk meteen over een andere boeg. Wanneer hij in het begin van het boek zijn “gekneusde, zwetende paarsachtige bakkes” in de spiegel aanschouwt, verleidt hem dat tot het relaas van een discussie met een paar matrozen over een vertolking van het vioolconcert in c klein van Sibelius “die niet in (zijn) voordeel is beslist”. Plotseling is er ruimte voor uitzinnige avonturen en droge humor.
De nuchtere boedelbeschrijver verandert iedere keer moeiteloos in een verbluffende mythomaan die het ene onwaarschijnlijke verhaal na het andere uit zijn mouw schudt. Een kleine bloemlezing. Met behulp van een tv, een laptop en een parapluantenne kraakt de vindingrijke literator de uitzendingen van Deep Space Network en is zo getuige van de landing van een ruimtesonde op Mars (“een rijkelijk met paprika gevulde omelet”). In Boedapest vermoordt hij een priester met een giftige paraplu en kiepert de man over de reling de Donau in, pal op het dek van een plezierboot waar etende toeristen zich een hoedje schrikken. Nu eens verdient hij een centje bij met het smokkelen van kaviaar of nepspringstof, dan spreekt hij als doorgewinterde intellectueel voor een goed gevulde aula “over Plato in Proust” terwijl hij manmoedig het gekrioel van talloze schaamluizen (“dat brandend mierennest in mijn onderbroek”) verbijt. Tenslotte beleeft hij regelmatig een nummertje met adembenemende vrouwen voorzien van kuiten zo “gestroomlijnd als mooie vissen” en “ogen als pijlen op de boog van de wenkbrauwen gezet”. Rode draad is Melanie Melbourne, de liefde van zijn leven, die onophoudelijk ontvoerd wordt en de held als het ware verplicht heel de wereld af te reizen teneinde haar te bevrijden.
Suite in het Crystal is geen boek voor liefhebbers van klassieke verhalen, wel een aanrader voor lezers die van literaire spelletjes houden. Rolin steekt de draak met de realistische beschrijvingen van Balzac en Zola, maar tovert eveneens een vinnige parodie op de rocamboleske intriges en personages van spionageromans en stripverhalen uit zijn hoed. Voor alles vormt deze roman evenwel een eerbetoon aan Georges Perec, de peetvader van de in Frankrijk nog steeds actieve OULIPO-beweging (Ouvroir de la Littérature Potentielle) die ludieke experimenten tot literaire kunst probeert om te smeden. Rolin hangt Suite in het Crystal op aan Perecs boek Ruimten rondom (dat toevallig ook deze maand in vertaling verschijnt) waarin die het voornemen oppert om een zorgvuldige inventaris op te maken van alle plekken waar hij geslapen heeft. Vermits Perec zijn plan nooit heeft uitgevoerd, neemt Rolin alvast het hoofdstuk “hotelkamers” voor zijn rekening. Het resultaat is een zowel gortdroog, knettergek als fragmentarisch eerbetoon aan het geschreven woord. Moeiteloos verweeft Rolin gedurige verwijzingen naar passages uit teksten van grote auteurs (van Anton Tsjechov via Henri Michaux tot Walt Whitman) in zijn korte hoofdstukken. De 42 teksten zijn bovendien vaak gekribbeld in de marge van (telkens netjes vermelde) pagina’s die de auteur uit literaire meesterwerken heeft gescheurd. Fragmenten op en over fragmenten. Literatuur op en over literatuur. Een eigenzinnige oefening in de stijl van Perec.
Olivier Rolin (1947) is wereldreiziger, journalist, essayist en gevierd romanschrijver. Port-Soudan leverde hem in 1994 de Prix Femina op en met De uitvinding van de wereld (1993, vertaald in 2006) oogstte hij wereldwijd loftuitingen. (Olivier Rolin, Suite in het Crystal, Uitgeverij Ijzer, Utrecht, 224 blz, 16,50 EUR, vertaald door Katelijne de Vuyst en Marij Elias. Dit stuk verscheen op 24 september in Knack.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten