Ik wil het over Bart Van Loo hebben. Over het fenomeen Bart Van Loo.
Wat kan deze man onstuimig enthousiast zijn als het de Franse cultuur betreft. Zoals Obelix als baby in een ketel met toverdrank is gevallen, moet de jonge Bart Van Loo op een zeker moment in een borrelende, schuimende ketel Franse cultuur zijn gevallen. Bart Van Loo, de Obelix van de Franse Cultuur. Hoewel de fysieke overeenkomsten met diens vriend Asterix treffender zijn.
Mocht de Franse cultuur ooit dreigen te bezwijken dan zal Bart Van Loo haar terstond reanimeren. Voor mond op mond beademing en hartmassage draait hij zijn hand niet om.
Toen de journalist Don Morrison in een artikel in Time Magazine de Franse cultuur dood verklaarde, schreef Bart een vlammend betoog voor De Morgen. De Franse cultuur is niet dood, schreef hij, nee, zij is springlevend. En die ongemeen rijke cultuur moet als tegengewicht dienen voor onze steeds meer verengelste maatschappij.
Dat is meer dan een opvatting, dat is een roeping.
Als ik Bart Van Loo de Billy Graham van de Franse cultuur noem overdrijf ik niet. Het is sowieso moeilijk te overdrijven als je over hem spreekt.
Ik heb Bart Van Loo leren kennen op de opening van de Boekenbeurs in 2006. Terwijl een eminent Slavist op luide wijze betoogde dat de Russische ziel niet bestond, ontdekten Bart en ik een gezamenlijke voorliefde voor het werk van Balzac en Guy de Maupassant.
Ik zal nooit vergeten hoe wij een paar uur later – het was reeds ver na middernacht – in de stromende regen bij onze fietsen stonden. Nog steeds spraken we - terwijl onze kleren in gestadig tempo doorweekt raakten - over literatuur. Over Franse literatuur. Over Balzac in het bijzonder.
Zoiets schept een band. Bovendien zei hij ook nog eens dat hij mijn boeken heel mooi vindt. Toen heb ik gezegd dat ik zijn boeken ook heel erg mooi vind.
Nu mag ik zelfs op zijn verjaardag komen.
Dezelfde Balzac die ons tot elkaar heeft gebracht, schreef rond 1843 het boekje Les journalistes. Het is onlangs in het Nederlands vertaald.
Balzac probeert in dit werkje op bijna wetenschappelijke wijze journalisten en publicisten te verdelen in soorten en ondersoorten.
Tot welke soort en ondersoort zou Bart behoren? Is hij een windbuil? Een tenor? Een mieroloog of een schrijver met overtuigingen? Ik verdiepte me in de kenmerken van deze ondersoorten maar niets lijkt van toepassing op Bart Van Loo. Misschien de jonge blonde criticus? Misschien... wie weet. Ook die ondersoort deelt Balzac onder in drie variëteiten: de loochenaar, de grappenmaker en de wierookdrager. Een loochenaar is Bart niet. Is hij dan een grappenmaker? Iemand die bijvoorbeeld boeken bespreekt waarvan hij de feiten verdraait. Nee, dat is ook niet van toepassing.
En de wierookdrager is een lofzanger, een zachtaardige jongen zonder gal die van de kritiek een winkel maakt waar volle melk wordt verkocht.
Dat klinkt prachtig maar is ook niet van toepassing op Bart Van Loo.
Nee, als Balzac hem had gekend zou hij zeker nog een andere variëteit hebben bedacht.
Een omschrijving die me beter bevalt, trof ik aan bij Emmanuel Bove in zijn kleine roman Armand. Bove schrijft over de gelijknamige hoofdpersoon: Zijn aandacht was, net als die van kinderen, gericht op alles wat bewoog.
Bart Van Loo heeft oog voor veel, zo niet voor alles. En steeds probeert hij lijnen en verbindingen te zien. Voor hem is de Franse cultuur geen afgebakend terrein. Voor hem kan veel cultuur zijn. Natuurlijk: Balzac, Flaubert en al die andere schrijvers en dichters. Of de schilders, componisten, zangers en zangeressen. Maar ook Grisettes en courtisanes.
En een kip uit Bresse of een walmend stuk camembert. Vooral als die op de juiste manier geserveerd worden. Bijvoorbeeld door een serveerster die tussen de gerechten door een alinea Proust tot zich neemt. Of nog beter door een serveerster die aandachtig luistert terwijl Bart haar voorleest.
Het tweede deel van zijn Frankrijk-trilogie dat vandaag gepresenteerd wordt, gaat dus over eten en daar is niets banaals aan. En het gaat ook over literatuur.
Bart Van Loo doet dat allemaal heel grondig. Hij slaat de lezer meer dan 250 pagina’s lang om de oren met feiten en weetjes zonder evenwel vervelend of saai te worden. Het blijft allemaal even smakelijk. Hij laat ons onder andere kennismaken met de vooruitstekende buik van Karel de Grote, folkloristische Roemeense yoghurt en interplanetaire gastronomie.
En daar hebben we Balzac ook weer met een zeer toepasselijk citaat.
Men zou mensen met een lege maag altijd moeten wantrouwen: iemand die vast, zal weldra onzin uitkramen.
Maar Balzac verschaft ons ook een recept voor een Balzaciaanse omelet. Die zou ik graag eens voor Bart willen bereiden. Maar daarvoor heb je een porseleinen komfoor op vier poten nodig. Zonder dat is dit gerecht tot mislukken gedoemd, begrijp ik uit de tekst.
Veel uit deze bonte grabbelton deed mij regelmatig instemmend knikken.
Bijvoorbeeld deze uitspraak van Alphonse Allais:
Champignons groeien op vochtige plekken. Vandaar dat ze de vorm van een paraplu hebben.
Dat is wetenschap en poëzie ineen. Dat is pure schoonheid.
Bart Van Loo maakt ons op elke pagina deelgenoot van zijn verbazing en verbijstering.
Hij zwalkt als een hunkerende maagd door het culinaire en literaire landschap van Frankrijk. Steeds op zoek naar zaken die hem kunnen verbazen en verbijsteren.
Voor de voorzichtige koks onder ons: u kunt met een gerust hart de recepten in dit boek uitproberen. De meeste recepten heeft Bart Van Loo persoonlijk getest. Zo kwam ik hem eens in de Kasteelpleinstraat tegen terwijl hij een gigantische kip met zich meetorste. Die avond wilde hij een recept voor coq au vin uit proberen. Die was de moeite waarde vertelde hij me achteraf.
Zijn groenten haalt hij dan weer uit de moestuin van zijn vader. Dat is kwaliteit. Hoe dat smaakt. Daarover raakt hij niet uitgepraat. Wat deze Kempense hof van Eden niet allemaal voortbrengt: aardappels, artisjokken, courgettes, aubergines, bleekselderij, knolselderij, sluimererwten, prinsessenbonen, bloemkool, groene kool, witte kool, savooiekool, Chinese kool, boerenkool, broccoli, Brussels lof, doperwten, wortels, pastinaken, spinazie, de prei, komkommer, snijbiet, rode biet, bindsla, Romeinse sla, schorseneren...
U heeft gelijk. Overdaad schaadt.
Maar niet bij Bart Van Loo.
Als kok in Frankrijk zou ik de humane versie van La grande bouffe willen noemen. Met Marcello Mastroianni als Guy de Maupassant, Michel Piccoli als Brillat-Savarin en Philippe Noiret als Honoré de Balzac. En Andréa Ferréol mag George Sand spelen.
Toch is het niet alleen maar rozegeur en maneschijn. Er wordt ook wel eens slecht gegeten in de Franse literatuur. Bijvoorbeeld in A vau-l’eau, een novelle van Joris-Karel Huysmans uit zijn naturalistische periode.
Meneer Folantin, de hoofdpersoon, is gedurende de gehele novelle op zoek naar een goedkoop maar behoorlijk restaurant. Dat is geen sinecure maar de wijze waarop Huysmans dit beschrijft doet ons schateren van leedvermaak. Ook in zijn zoektocht naar de liefde ontmoet Folantin veel tegenslag. Ik citeer:
... hij dook de zijgangen in en probeerde een in het donker verdwenen gedaante te onderscheiden; dikke lagen rouge, hun afzichtelijke ouderdom, hun schaamteloze kleren en smerige kamers weerhielden hem niet. Net als in die gore eethuizen, waar hij van honger het slechtste vlees nog verslond, kon hij om zijn seksuele honger te stillen, genoegen nemen met de prakjes van de liefde...
Dit lijkt me een uitstekende overgang naar het volgende project van Bart Van Loo: de Franse erotische literatuur.
Dat boek moet het sluitstuk worden van zijn Frankrijk-trilogie. Ik kan haast niet wachten.
Ook al omdat Bart praktische boeken schrijft. Met Parijs retour in de hand kun je door Frankrijk reizen. Met Als kok in Frankrijk kun je achter het kookvuur gaan staan. Ik ben zo benieuwd wat je met het volgende boek van Bart Van Loo in de hand allemaal kunt doen. En ik ben niet de enige.
Rede uitgesproken op de presentatie van het boek ALS KOK IN FRANKRIJK van Bart Van Loo in het Consulaat-generaal van Frankrijk te Antwerpen, 16 april 2008.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten