In de voor haar geschreven theatermonoloog J’ai deux mots à vous dire (1984) vertelt de legendarische Franse actrice Jacqueline Maillan (1923-1992) dat ze haar choucroute op een wel erg bijzondere wijze bereidt. “Inderdaad, ik laat de ham en de worst weg, en neem biefstuk in de plaats. En noteert u vooral het volgende, want dat is pas een vondst: ik gebruik ook geen zuurkool... maar frieten.” Haar woorden verbergen een patriottische waarheid: de combinatie steak frites is een emblematisch onderdeel van de Franse cultuur. Een Fransman die biefstuk met frieten naar binnen werkt met een glaasje rode wijn bevestigt zijn identiteit. Als er in uw verbeelding bij een tournedos Rossini een symfonisch gedicht weerklinkt, dan kan dat bij de steak frites alleen maar de Marseillaise zijn. “De friet is net als de biefstuk nostalgisch en vaderlandslievend”, stelt Roland Barthes die er in zijn bekende Mythologies (1957) geen twijfel over laat bestaan. Hij verhaalt hoe na de wapenstilstand in Indochina generaal Castries als eerst maaltijd om frieten vroeg. “De generaal kende onze nationale symboliek goed, hij wist dat friet het alimentaire kenteken is van de Franse cultuur.”
Ook dat nog, zelfs frieten zijn misschien niet eens Belgisch. Zoals de Engelse benaming french fried potatoes suggereert, zouden ze Frans van oorsprong zijn. Ongetwijfeld zullen enkele landgenoten steigeren en komen aandraven met het in hun ogen juiste verhaal. In de late 17e eeuw hadden de inwoners van Namen en Dinant de gewoonte om kleine visjes te frituren. Bij stormweer, vorst of gevaarlijke stromingen sneden ze die kleine visjes dan maar uit aardappelen, en zo en niet anders zou de echte Belgische friet zijn ontstaan. Toen de Amerikaanse geallieerden tijdens het Ardennenoffensief van W.O.II de Belgische frieten proefden, noemden ze die heerlijkheid french fries naar de taal die er gesproken werd. De friet is weliswaar franstalig, maar hij is Belgisch. Fransen zullen dan weer opperen dat de naar alle waarschijnlijkheid oudste vermelding van een frietgerecht in een Frans kookboek is terug te vinden. In L’Art du cuisinier (1816, De kunst van de kok) stelt Antoine Beauvilliers inderdaad voor om rauwe aardappelen in schijfjes te snijden en die vervolgens in een kookpot met warme olie te bereiden: “Laat ze bakken tot ze een mooie kleur hebben en krokant zijn, doe ze in een zeef, laat ze uitlekken en bestrooi ze met een beetje zout en dien op.”
Je kan hierover debatteren tot je honger krijgt. Geen slecht idee, want dan komt de onvermijdelijke waarheid bovendrijven. Krokante en blondgoude frietjes blijven immers in de eerste plaats het “symbool van het goede leven, van de democratie en van koppels die elkaar zoenen in de bioscoop” (James Coquet) en ontstijgen zo moeiteloos elke vorm van culinair imperialisme.
P.S. : Lees in dit verband ook nog het volgende bericht.
(Afbeelding: Madame Fritz, "La doyenne de la friture, A la foire de Liège" verschenen in L'Illustration Européenne, 1838)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten