We kunnen dit debat niet voeren zonder aan te kloppen bij onze Vlaamse docteur ès frites Paul Ilegems, de gevierde auteur van o.a. Het volkomen frietboek (2002) en Frietgeheimen (2005). Ik voelde hem even aan de tand en zijn vrijgevige wijsheid leverde enkele smakelijke wetenswaardigheden op, maar versterkte de twijfel over de Belgische oorsprong van de friet.
In zijn artikel Quatre jours avec Baudelaire (1932) vertelt de Luikse auteur Maurice Kunel hoe de veelgeplaagde dichter in 1861 een portie friet nuttigde in het Hôtel des Colonnes vlakbij Waterloo. Die plek was hem aangeraden door Victor Hugo, die daar vier maanden achtereen gelogeerd had om een boek over de veldslag te schrijven. De frieten waren er “blond, knapperig en zacht tegelijk. Een meesterwerk van bakkunst, zeldzaam in België”. Baudelaire waardeerde ze hogelijk en noemde ze “exquises”. Hij verorberde ze met de vingers, zoals Brillat-Savarin had aanbevolen. “Het is een ketterij, ze met een vork te eten”, vervolgt de auteur. “Het gebaar is trouwens typisch voor Parijs, zoals ook de friet een Parijse vinding is. De heer hotelier Joseph Dehaze verzekert ons dat meneer Victor Hugo ze eveneens met de vingers at. Hij leert ons bovendien dat het de Franse ballingen van 1851 waren, die ze in Brussel introduceerden. Voordien kenden de Belgen ze niet. De twee zoontjes van meneer Victor hebben ons geleerd hoe ze te snijden en te bakken in olijfolie of reuzel, en niet in het walgelijke ossenvet of schapensmeer, zoals velen van mijn landgenoten doen, uit onwetendheid of spaarzaamheid.”
Op mijn ultieme vraag of de friet nu Belgisch of Frans van oorsprong is, sprak frietorakel Ilegems de volgende woorden: “De Fransen blijven geloven dat zij de friet hebben uitgevonden, terwijl niemand weet wie de friet uitvond, en ik hem aan de Heilige Teresa van Avila toeschrijf. Franse kookboeken maken ook geen onderscheid tussen frieten en gebakken aardappelen, zodat je dus nooit precies weet wat ze bedoelen.”
Als zelf Paul Ilegems het antwoord niet weet, kunnen we niet anders dan in grote vertwijfeling achterblijven.
(Afbeelding: het oudste kunstwerk waarop frieten te zien zijn, "L'acteur des funambules" van Honoré Daumier, verschenen in Le Charivari op 19 februari 1842).
1 opmerking:
beste bart van loo,
ik kwam nog een anecdote over baudelaire ne frites tegen, maar deze speelt in parijs.
Au temps de Baudelaire, c'est-à-dire vers le milieu du dix-neuvième siècle, l'île Saint-Louis ressemblait par la paix silencieuse qui régnait à travers ses rues et ses quais à certaines villes de province où l'on va nu-tête chez le voisin, où l'on s'attarde à bavarder au seuil des maisons et à y prendre le frais par les beaux soirs d'été à l'heure où la nuit tombe. Artistes et écrivains allaient se dire bonjour sans quitter leur costume d'intérieur et flânaient en négligé sur le quai Bourbon et sur le quai d'Anjou, si parfaitement déserts que c'était une joie d'y regarder couler l'eau et d'y boire la lumière.
Un jour, Baudelaire, coiffé uniquement de sa noire chevelure, prenait un bain de soleil sur le quai d'Anjou, tout en croquant de délicieuses pommes de terre frites qu'il prenait une à une dans un cornet de papier, lorsque vinrent à passer en calèche découverte de très grandes dames amies de sa mère, l'ambassadrice, et qui s'amusèrent beaucoup à voir ainsi le poète picorer une nourriture aussi démocratique. L'une d'elles, une duchesse, fit arrêter la voiture et appela Baudelaire.
--« C'est donc bien bon, demanda-t-elle ce que vous mangez là?
--Goûtez, madame, dit le poète en faisant les honneurs de son cornet de pommes de terre frites avec une grâce suprême. »
Et il les amusa si bien par ce régal inattendu et par sa conversation qu'elles seraient restées là jusqu'à la fin du monde.
Quelques jours plus tard, la duchesse rencontrant Baudelaire dans le salon d'une vieille parente à elle, lui demanda si elle n'aurait pas l'occasion de manger encore des pommes de terre frites.
--« Non, madame, répondit finement le poète, car elles sont, en effet, très bonnes, mais seulement la première fois qu'on en mange. »
Cette petite anecdote racontée par les historiens du poète est devenue classique; mais nous n'avons pu résister au plaisir de la répéter ici.
bron http://ebooks.adelaide.edu.au/b/baudelaire/charles/fleurs/
in het voorwoord van henry fichet
met vriendelijke groet,
harko keijzer
Een reactie posten