maandag 26 november 2018

Parijs. Poëzie. Chanson. Le Pont Mirabeau

Enkele weken geleden liep ik nog eens over de Pont Mirabeau. Uiteraard prevelde ik enkele verzen uit het gelijknamige gedicht van Apollinaire. Het moet vijftien jaar geleden zijn dat ik die oversteek nog eens maakte, een wandeling die ik beschreef in mijn boek Chanson (2011). Uit het onuitputtelijke archief van l'INA kwam gisteren een mooie compilatie video boven borrelen. Die presenteer ik u graag met het fragment uit Chanson (pp. 48-50) erbij.





Ik laat mijn blik stroomopwaarts op de golven vallen. Achter de ruime bocht die de Seine verderop maakt, stuit je onvermijdelijk op de Pont Mirabeau, vanwege het gelijknamige gedicht van Apollinaire ook wel de meest poëtische brug in Frankrijk genoemd. Die tekst inspireert Léo Ferré in 1953 tot een chanson. Het vormt de start van een indrukwekkende carrière, zowel voor Ferré als voor het nummer zelf.


Ferré zingt in zijn liedjes lang niet altijd, hij reciteert nogal vaak, maar hier zingt hij echt. Een viool, een orgeltje en een fluit, veel meer heeft hij niet nodig. Als eerste begrijpt hij dat dit wereldgedicht ook een gedroomde songtekst is. De woorden van Apollinaire veroveren de wereld in talrijke gedaanten : Cora Vaucaire opteert voor een discrete trekharmonica en een expliciete knipoog naar Ferré, Sophie Auster zet een kinderstemmetje op, One Ring Zero serveert een staccatoversie, de ideale begeleiding bij het snel oversteken van de brug, Jeanne Mas zingt op een dreigende repetitieve manier, Demain les Chiens steekt het gedicht in een onvervalst Gainsbourgkleedje en de Ierse jongens van The Pogues kiezen niet voor een brallend drankgelag, maar maken er een verrassend ingetogen variant van. Ten slotte is er de onverslijtbare Serge Reggiani. Hoe mooi Ferré ook zingt, de voordracht van Reggiani grijpt na al die jaren nog steeds naar de keel. Al deze versies bouwen op elkaar voort, of lijken op zijn minst met elkaar te communiceren. Een groot deel van de Franse chansontraditie bestaat uit knipogen en echo’s.

Deze klassieker heeft een bijzondere plaats in mijn hart veroverd. Wanneer ik aan Parijs retour werk, overvalt me een liefdes smart die ik alleen maar door het schrijven van dat boek te boven ben gekomen. De tochten naar de square du Vert-Galant hebben nooit tot iets geleid, maar het luisteren naar Le Pont Mirabeau op de gelijknamige brug brengt vertroosting en verpozing. Ik verzamel zo veel mogelijk versies en brand die op een cd’tje. Op een avond in 2004 loop ik de brug op en neer zolang de compilatie duurt, die eindigt met de grootmeester zelf. In 1913 draagt Apollinaire zijn gedicht voor in een of andere primitieve studio. De opname kraakt dat het een lieve lust is, maar is duidelijk verstaanbaar. Het is verrassend dat de man van wie gezegd wordt dat hij het woord surrealisme heeft uitgevonden, die een van de grote modernistische dichters is en humoristische pornografische romans heeft geschreven, dat die literaire vernieuwer zijn gedicht plechtstatig voorleest en net niet bezwijkt onder de emfase. Maar tegelijk hoor je de stem van deze grote man en springt je hart op in je keel :

Passent les jours et passent les semaines
Ni temps passé
Ni les amours reviennent

Sous le pont Mirabeau coule la Seine
Vienne la nuit sonne l’heure
Les jours s’en vont je demeure

Dag na dag week na week verdwijnen
Nooit zal die tijd
Van liefde weer verschijnen

Onder de Mirabeaubrug stroomt de Seine
Al komt de nacht en slaan de uren
De dagen gaan en ik blijf duren*

Het begin van Van Ostaijens ‘Melopee’ is een interpretatie alias imitatie van Apollinaires openingsregel. ‘Sous le pont Mirabeau coule la Seine’ wordt ‘Onder de maan schuift de lange rivier’, net als het origineel afgeklokt op tien lettergrepen. Hoeveel gezongen versies zouden er van ‘Melopee’ bestaan ?


(*vertaling van Paul Claes)

Geen opmerkingen: