maandag 3 januari 2011

Terugblik op 2010: vijf Franse topboeken in vertaling

In 2010 kwam je als liefhebber van de klassieke Franse letteren goed aan je trekken met vertalingen van Barbey d'Aurevilly en Alexandre Dumas. Maar ook enkele gerijpte twintigste-eeuwse auteurs verdienden onze aandacht, in het bijzonder de Frans-Egyptische Albert Cossery en de Belgische Liliane Wouters.

Tot hoofdliteratuur behoren boeken die je vooral cerebraal prikkelen. Ze nopen je tot een trage lezing, waarbij je het potlood hanteert om treffende citaten aan te duiden. Literatuur die je leven misschien niet verandert, maar je wel anders naar de werkelijkheid doet kijken.

Alexandre Dumas daarentegen is de vertegenwoordiger bij uitstek van de buikliteratuur. De symptomen zijn duidelijk. Zodra je aan een goede Dumas begonnen bent, valt die moeilijk opzij te leggen. Als je dat toch moet doen, kijk je de hele tijd uit naar het moment dat je de roman weer ter hand kunt nemen. Eenmaal opnieuw vertrokken begin je na verloop van tijd halve zinnen over te slaan, en lijkt het nu en dan of je over je ogen struikelt. Spreek gerust van acute literaire verliefdheid, vlinders in de buik, buikliteratuur.

Neem de proef op de som met De graaf van Montecristo (1844), een imposant epos dat tot voor kort nog nooit integraal in het Nederlands vertaald was. Dankzij de inspanningen van Jan H. Mysjkin is aan dat euvel verholpen. Genoeg redenen om uitgelaten naar de boekhandel te rennen.

Het verhaal van de ten onrechte veroordeelde Edmond Dantès, die na jaren gevangenschap op sublieme wijze wraak neemt, is niet alleen erg spannend, maar ook bijzonder knap gecomponeerd. Dumas stelt de vraag of de mens bij een afwezige, zwijgende God het recht heeft om zelf wraak te nemen. Of moet hij als volgeling van Christus vergeving schenken?

Zwartromantisch
Barbey d'Aurevilly was ervan overtuigd dat de duivel in alle menselijke ondernemingen sluipt en legde zich er in Duivelinnen en demonen (1874) op toe om een aantal opmerkelijke gevallen van morele perversiteit uit de doeken te doen. In die novelles vloeien verleiding en ondergang naadloos in elkaar over. De auteur drukt zo expliciet de sporen van Baudelaires Les Fleurs du mal, maar kleurt de zwartromantische traditie van de belle dame sans merci op hoogst originele wijze in.

Hij vertelt elke keer op vernuftige wijze een verhaal in een verhaal. Tempo is daarbij erg belangrijk. Barbey neemt een lange aanloop, en laat dan de duivels los. Zijn beeldende werkwoorden en barokke adjectieven glijden vervaarlijk langs retorische bochten, maar dankzij humoristische pointes, bezielde uitweidingen en onverwachte ontknopingen weet de auteur de lezer uitermate goed bij de les te houden. Een koesterenswaardige cultklassieker is nu eindelijk vertaald.

België hoezee!
Vlaams landschap met nonnen heeft een titel die je meteen doet denken aan traditionele katholieke romans uit preconciliaire tijden. Laat u niet misleiden: het is een recent werk van een van de grandes dames van de Franse literatuur in België. Liliane Wouters (°1930) verraste vriend en vijand met dit bijzondere autobiografische werk, waarin ze herinneringen aan haar kostschoolverleden tijdens de Tweede Wereldoorlog opdiept.

De charme van haar stijl zit in de sobere precisie enerzijds en de zowel warme als licht spottende toon anderzijds. Als ze beschrijft hoe ze in de slaapzaal onder de dekens probeerde te lezen, wat ten strengste verboden was, blijft ze gelukkig niet te lang meewarig bij dat spijtige verbod staan, maar beschrijft ze wel hoe moeilijk dat was 'omdat je voortdurend als een walvis aan de oppervlakte moest komen om wat lucht te krijgen'.

Wouters ergert zich aan de verplichte zwarte kleren ('we waren stellig tot rouwen veroordeeld') en de oogkleppen die sommige nonnen droegen, maar serveert zeker geen afrekening met het katholieke milieu. Integendeel, dit zijn positieve, rancuneloze memoires - al plaatst Wouters uiteraard enkele kanttekeningen.

Is die katholieke opvoeding voor haar al een zegen geweest, ze is niet te beroerd om toe te geven dat ze de persoonlijkheid van een goede vriendin heeft gekraakt. Regelmatig verveelde Wouters zich tijdens lege uren op het internaat, en het is daar dat haar verbeelding aan het werk moest en de schrijfster werd geboren.

De schrijfster is de nonnen heel erkentelijk dat ze haar Nederlands hebben geleerd. Heel wat Vlaamse dichters, die zij later zou vertalen, mogen die nonnen al even dankbaar zijn, vervolgt ze gevat. In Gijzegem werden de twee landstalen gekoesterd en droeg men de Belgische solidariteit hoog in het vaandel.

In tijden waarin het merk België en de katholieke kerk het heel hard te verduren krijgen, gaat Wouters met dit boek op tedere wijze in tegen de zeden van haar tijd. Vlaams landschap met nonnen is in die zin wellicht het meest verrassende boek dat het voorbije jaar van de persen rolde.

Oblomov versus Zola
Albert Cossery, die twee jaar geleden op 94-jarige leeftijd de geest gaf, hield van nietsdoen, maar niet van leegheid. In De mensen die God vergat wordt luieren tot een soort levenskunst verheven. Nietsdoen op een lucide wijze weliswaar, want, zo stelt Cossery, 'een luie domkop blijft een domkop'.

De verhalen uit zijn aangrijpende debuut staan bol van de woede tegenover de overheid, de bureaucratie en de armoede. Ze worden bevolkt door armoedzaaiers en bedelaars van allerlei slag. De Franse Egyptenaar laat hen met elkaar praten in een soort van levendige spreektaal, maar zet zijn tekst verder in een uiterste verzorgde, bloemrijke taal. Het geheel lardeert hij met zachte spot en zwarte humor. Die is inderdaad nodig om alle ellende te overschouwen. In alle verhalen breekt het ogenblik aan waarop zijn personages nergens meer in geloven.

De slaap is alomtegenwoordig: het is 'het enige werkelijk mooie dat hij kon vinden in deze ellendige wereld', laat hij een van zijn helden zeggen. Iemand beletten te slapen is zowat het ergste wat zijn personages kan overkomen. Een minnaar wil na het vrijen liefst zo snel mogelijk doorgaan met 'zijn duizelingwekkende tocht door de slaap'. De slaap als een tedere troost voor alle ellende. Oblomov als antidotum voor Zola.

Toekomst?
Uiteraard kijken we uit naar de vertaling van La Carte et le territoire van Michel Houellebecq, die voor de zomer zal verschijnen bij De Arbeiderspers. Zijn vaste vertaler Martin de Haan is volop aan het werk. Opvallend is dat Houellebecq zichzelf als personage opvoert en de zelfspot niet schuwt. Hilariteit verzekerd. De pers is al even enthousiast als de horden lezers die zijn roman ondertussen hebben gekocht.

Al even merkwaardig is dat ook Amélie Nothomb zichzelf als personage opvoert in haar laatste roman Une Forme de vie, waarvan de vertaling deze maand verschijnt bij Meulenhoff/Manteau. Zou het een nieuwe trend zijn? Auteurs die in hun boeken expliciet een fictioneel alter ego opvoeren? Allicht niet, maar het scherpt ongetwijfeld de nieuwsgierigheid.
(Dit stuk verscheen eerder in Knack)

2 opmerkingen:

wendyleyn zei

Een Franse oorlogsauteur buiten categorie waar in Vlaanderenland niet zoveel over gesproken wordt is Louis-Ferdinand Céline.

Guy Dupré is één van de Vlamingen die Céline een tijdje heeft bestudeerd, maar het werd hem omwille van " het onuitputtelijke van het geval" tegen beginnen steken.
Het "In Flanders Fields Museum" Ieper en de herdenkingsindustrie geven Ferdinand een plaatsje in de context van WO-I, maar gaan toch schijnbaar voorbij aan het leven, de miserie en het oeuvre die hem daarna blijvend zijn gaan tekenen.

Naast de professoren Bert Vanheste en Luc Rasson, hoeveel hoofdstukken en getuigenissen zijn er door Vlaamse schrijvers en boekenmakers over biografische aspecten, literaire of geestelijke invloed van dat monument van de wereldliteratuur sinds 1932 uitgegeven?

L-F Céline wordt genoemd als lichtend voorbeeld voor en door tal van mensen die groot of klein hebben geschreven, maar wordt hij links of rechts door Mieke en Jan nog wel gelezen?

wendyleyn zei

Nederlanders lijken wel grotere belangstelling te hebben, zie maar de bij hen erg gesmaakte vertalingen van zijn 10 romans en de grondige werkstukken over hem van Debrot, Kummer, van Woerden, Versteeg, Keuning en Spork. Er was ook Willem Frederik Hermans die de zaken eens dwars op zijn kop ging keren: er zijn in Multatuli's "Woutertje Pieterse" raakpunten met onze Louis-Ferdinand te detecteren...!




Die leemte in Vlaanderen intrigeert me een beetje, zie ik dat tekort wel goed en zo ja waarmee zou dat te maken kunnen hebben? Aan de geroemde en zeer geprezen theatermonoloog "Reis naar het einde van de nacht" van Guido Lauwaert zal het zeker niet hebben gelegen!