Belevenissen in de rand van Elsschot, Antwerpen en Coraline (3)
- In Elsschot, Antwerpen en Coraline stuurt hoofdpersonage Coraline de Franse vertaling van “Het huwelijk” op naar een vijftal Franse auteurs. In werkelijkheid heb ik dat zelf ook echt gedaan. Een van hen kroop tot mijn verbazing in de pen en schreef een vinnige reactie op het klassieke Elsschotgedicht. Het verhaal van Elsschot, Antwerpen en Coraline was rond, het boek lag al bij de drukker, maar wederom drong de fictie door in de werkelijkheid: Jacques Jouet is immers net als Olivier Salon (zie vorige bijdrage) een van de auteurs die in mijn boek deelnemen aan een denkbeeldige Elsschot-conferentie in Parijs. Na de uitlatingen van Olivier Salon vorige keer presenteer ik u nu graag de overpeinzingen van Jacques Jouet.
- Jacques Jouet (1947) is romancier, essayist, dichter en toneelschrijver. Zijn bekendste roman is het erg mooie L’amour comme on l’apprend à l’école hôtelière (2006). Jouet is uitvinder van talloze nieuwe dichtvormen waaronder ook de onderstaande à supposer-vorm waarbij hij zich in een bepaalde veronderstelling ingraaft en die uitbeent in één lange zin. In onderstaande tekst stelt hij zich voor dat men hem om een reactie vraagt op het fameuze gedicht van Elsschot.
- "Stel je voor dat men me hier vraagt, beste Willem Elsschot, om te reageren op uw gedicht, berucht naar verluidt, getiteld « Het huwelijk », dan zou ik niet minder kunnen dan, zo lijkt me, u te feliciteren met uw welhaast baudelairiaans exploot – bij het lezen en herlezen kon ik niet anders dan denken aan de « Galant tireur » uit de Petits poëmes en prose – mooi voorbeeld inderdaad van relationele wreedheid zonder grenzen noch schaamte, die, al zoek ik ze niet op in het dagelijkse en concrete leven en al zou het goed zijn om ze « maar weinig uit te laten » zoals Mallarmé zegt over « de nationale kadans », je volgens mij moeilijk de toegang kan verbieden tot een gedicht, zelfs een pamflet, dus ook niet tot het betreffende gedicht waarin ik niets anders kan zien dan wat een kind (of liever diegene die zich als vrijgezel herinnert een kind te zijn geweest) denkt van het ouderlijke koppel omdat de hypothese van een mevrouw Elsschot die deze verzen leest, alleen maar al te groezelig kan zijn, en nu ik toch bezig ben, zou ik me afvragen of de gelukwensen die ik u niet spaarde bij aanvang van deze tekst niet terecht zouden bevestigd kunnen worden door een ander gebaar, misschien pervers, dat er uit zou bestaan, traditioneler kan haast niet, om u eens en voor altijd ten huwelijk te vragen, in de veronderstelling dat ik vrij ben, in de veronderstelling bovendien dat men, ook aan u, iets vragen kan."
(Jacques Jouet, augustus 2010)
- De tekst van Jacques Jouet en de Franse vertaling van Het huwelijk vindt u hier.
- 1) In de negentiende eeuw schreef men poème nog vaak als poëme en Jouet respecteert die spelling.
- 2) De “nationale kadans” waar Mallarmé het over heeft is het alexandrijn, een versregel die bestaat uit zes jamben, ruwweg zou je kunnen zeggen een versregel die bestaat uit twaalf lettergrepen. Jean Racine en Pierre Corneille schreven hun theater in alexandrijnen en later zouden Victor Hugo en Charles Baudelaire de meeste van hun gedichten in alexandrijnen gieten. In Frankrijk is het nog altijd hét klassieke vers bij uitstek. Elsschot schurkt er in “Het huwelijk” heel dicht tegenaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten