vrijdag 11 december 2009

"Als ik groot ben, koop ik een klas om erin te spelen". Le Petit Nicolas wordt 50!

Het mag een wonder heten dat niemand in Frankrijk bij 'Le petit Nicolas' aan president Sarkozy denkt. Het bewijst de kracht van het personage dat in 1959 aan het brein van René Goscinny (ook al tekstschrijver van 'Asterix' en 'Lucky Luke') en tekenaar Jean-Jacques Sempé is ontsproten. Vandaag maakt de kleine lolbroek ontegensprekelijk deel uit van het Franse collectieve geheugen en heeft hij een aardig stuk van de wereld veroverd: tien miljoen verkochte exemplaren in dertig verschillende landen.
  • Pedagogisch martelinstrument
  • Ik las 'De kleine Nicolaas' voor het eerst toen ik een jaar of vijftien was. Moeilijk was dat niet, maar veel vond ik er niet aan. Het leek me nogal kinderachtig. Tegelijk ploegde ik door 'Le Petit prince' van Saint-Exupéry, en daar was mijn verdict even genadeloos. Jaren later ben ik daarop teruggekomen. Het is dan ook bon ton om te stellen dat 'Le petit Nicolas' vooral spek is voor de bek van volwassenen.
  • Ik durf dat te bestrijden. Heel wat van mijn Franse vrienden verslonden als jonge snaken de boeken van Goscinny en Sempé en beweren zelfs dat ze toen voor het eerst het idee hadden dat ze 'literatuur' lazen. Het is logisch dat moedertaalsprekers de finesses begrijpen die je als buitenlander op dezelfde leeftijd ontgaan. Dat geldt zeker voor de poëzie en filosofie van Saint-Exupéry, maar ook voor de fijnzinnige humor van Goscinny.
  • Literatuur is meer dan louter begrijpen wat er letterlijk staat. Dat eenvoudige inzicht vormt de achilleshiel van literatuur in het vreemdetalenonderwijs. Saint-Exupéry, René Goscinny, maar ook iemand als Guy de Maupassant behoren tot de Franse schrijvers die veel zeggen met weinig woorden en wel eens als pedagogische martelinstrumenten worden gehanteerd.
  • Geen interpratie, maar beschrijving
  • Wat is er eigenlijk zo bijzonder aan 'Le petit Nicolas'? Goscinny vertelt het verhaal vanuit het standpunt van Nicolaas, en doet dat treffend. Hij opteert voor beschrijving en niet voor interpretatie, voor een chronologische en geen psychologische logica. "Vorige week was het thuis niet erg leuk, omdat mama steeds zenuwachtiger werd, en papa ook, en op een keer ging papa zelfs weg en hij sloeg de voordeur achter zich dicht, maar hij kwam meteen weer terug omdat het regende." De lezer begrijpt perfect wat er niet gezegd wordt, en geniet van het kikvorsperspectief waarmee Goscinny de wereld van de grote mensen fijntjes beschrijft.
  • Beter dan wie ook heeft de auteur begrepen dat kinderen in hun bewoordingen ten prooi vallen aan bijzondere associatieve vermogens, en dat een ongeschifte weergave hiervan heerlijk om lezen is. Nicolaas' vriendje Odo had "reusachtige revolvers met kolven van hetzelfde soort been als de poederdoos die papa voor mama had gekocht nadat ze ruzie hadden gehad over het gebraden vlees dat te gebraden was maar mama zei dat dat kwam omdat papa te laat thuis kwam."
  • Goscinny slaagt er bovendien in om enkele onvergetelijke creatuurtjes uit zijn pen te laten vloeien. Nicolaas' dikke kameraad Alcestus die de hele tijd eet, de rijke Godfried die "een zwembad heeft in de vorm van een nier", en natuurlijk Agnanus: "het lievelingetje van de juf, hij is geen erg goede kameraad, en we slaan hem niet vaak, omdat hij een bril draagt." Die uitgekiende epitheta komen geregeld terug en dat sorteert onmiskenbaar een humoristisch effect.
  • Met zichtbaar plezier speelt de auteur zijn geliefde stereotiepjes vevolgens tegen elkaar uit. "Wij krijgen op oudejaarsavond oma, mijn tante Dorothea en oom Eugène", zegt Nicolaas. "Wij krijgen witte worst en kalkoen", antwoordt Alcestus zonder verpinken. Dat alles wordt nog grappiger omdat Goscinny die woorden in de mond legt van kinderen die luisteren naar eeuwenoude namen van heiligen, kerkvorsten en koningen.
  • De vriendjes raken meer dan eens slaag. Er wordt veel gevochten in deze verhalen, een beetje zoals in het dorp van Asterix, die andere geestelijke zoon van Goscinny: veel vuistslagen, wel weinig vis hier, en uiteindelijk is iedereen weer dikke vriendjes. Obelix wordt zelfs bijna letterlijk geciteerd. "Rare jongen, die Agnanus" staat er wanneer het betwetertje een of andere historische datum oppert en beloond wordt met een oplawaai.
  • Hartvertederende roes
  • Nu de strapatsen van Frankrijks beroemdste leerling in vertaling zijn verschenen, duikelde ik mijn oude pocketjes nog eens op, en herlas in een hartvertederende roes de belevenissen van de kleine Nicolaas en droomde weg bij de tijdloze illustraties van Sempé. Hieronder nog een laatste fragment. Daarna mag u als een uitgelaten belhamel naar de boekhandel rennen.
  • "Toen ik in de tuin kwam, zag ik dat papa bezig was de heg te knippen met een grote schaar. Om hem te verrassen liep ik zonder geluid te maken naar hem toe, en ik blies heel hard op mijn trompet. Papa gaf een schreeuw, maar niet vanwege de trompet. Hij schreeuwde omdat hij met de schaar in zijn vingers had geknipt."
De vertalingen zijn bij Atlas verschenen: 'De kleine Nicolaas', 'De vakanties van de kleine Nicolaas', 'Nieuwe avonturen van de kleine Nicolaas' en 'Meer nieuwe avonturen van de kleine Nicolaas'. Vertaling: Marijke Koekoek.

Geen opmerkingen: